Actoren van het preventiebeleid

Iedereen binnen de onderneming heeft een rol als het op vlak van preventie aankomt.

Delen
Deel dit artikel
LinkedIn
Twitter
Facebook
Messenger
Whatsapp
Link kopiëren

Op deze pagina 

Wie zijn de actoren ?

De werkgever

De werkgever is verantwoordelijk voor de gezondheid en veiligheid van zijn werknemers. Hij draagt de eindverantwoordelijkheid en de financiële lasten. Hij : 

  • stelt het preventiebeleid op 
  • implementeert een dynamisch risicobeheersysteem
  • risico's analyseert en de nodige maatregelen neemt om ze te elimineren/beperken
  • het definieert rollen en verantwoordelijkheden
  • verwelkomt, traint en informeert werknemers
  • het verschaft veilige arbeidsmiddelen en passende beschermingsmiddelen

EDPBW - Arbeidsarts

Elk bedrijf moet aangesloten zijn bij een EDPBW (Externe Dienst voor Preventie en Bescherming van de Werknemer). Dit moet voor de disciplines (welzijnsdomeinen) waarvoor het onvoldoende know-how in huis heeft en om je bedrijf optimaal te laten presteren op het vlak van risicobeheersing en medisch toezicht.

  1. de werkgever bijstaan en taken uitvoeren waarvoor het bedrijf de middelen/vaardigheden niet in huis heeft
  2. het gezondheidstoezicht uitvoeren in overeenstemming met de lijst van werknemers die onder de voorschriften vallen
  3. werkplekken bezoeken (arts)
  4. advies geven over risicoanalyses met betrekking tot gezondheid, chemische stoffen, bescherming van het moederschap, eerste hulp, ...

IDPBW - preventie adviseur

De IDPBW is de Interne Dienst voor Preventie en Bescherming van de Werknemer.

 

De preventieadviseur geeft advies.

 

In de praktijk zal een preventieadviseur met minimaal het niveau 2 veelal ook inspirerende gedachten geven aan de werkgever.

Ideeën die het welzijnsbeleid ten goede komen, al is dit eigenlijk één van de taken van leidinggevenden. Maar door zijn opleiding geraakte een preventieadviseur vertrouwd met een bepaald denkpatroon, waardoor hij meer oog heeft voor risico’s dan een andere sterveling. 

En die gedachten past hij toe op de specifieke eigenheid van het bedrijf, waar hij werkt.

 

  1. Permanente risicoanalyses bevorderen : Onderzoeken ter verbetering van het welzijn; Veelvuldige onderzoeken arbeidsplaats; Werkpostonderzoek bij verhoogd risico; Steun voor het onderzoek n.a.v. arbeidsongevallen en incidenten; Maatregelen voorstellen i.v.m. fabricageproces, werkmethode en arbeidsproces; 1x per jaar grondig onderzoek van de werkposten
  2. Administratieven taken : Maand- en jaarverslagen; Secretariaatswerk voor CPBW ; Bijhouden arbeidsongevallensteekkaarten; Bijhouden kennisgevingen aan overheden
  3. Bettrokenheid bij aankoopprocedure : De documenten opstellen, aanvullen of viseren in het kader van de keuze, de aankoop, het gebruik en het onderhoud van arbeidsmiddelen, collectieve en persoonlijke beschermingsmiddelen
  4. Opstreden bij dringende noodzakelijkheden : In geval van dringende noodzakelijkheid en de onmogelijkheid
    om op de directie een beroep te doen, zelf de nodige maatregelen treffen om de oorzaken van het gevaar of hinder te verhelpen  

De hierarchische lijn

De leidinggevende heeft een sleutelrol:

De leidinggevende heeft een grote invloed op de risico's in de werkomgeving, dus ook op het aantal ongevallen en incidenten. De taken van de hiërarchische lijn worden daarom in het werk van elke dag geïntegreerd.

Taken van HL : 

  1. Voorstellen en adviezen formuleren aan de werkgever 
  2. Ongevallen en incidenten op de arbeidsplaats onderzoeken en maatregelen voorstellen om herhaling te voorkomen.
  3. Controle van arbeidsmiddelen, collectieve en persoonlijke beschermingsmiddelen en gebruikte stoffen en mengsels om onregelmatigheden vast te stellen en maatregelen te nemen om hieraan een einde te maken.
  4. Opsporen van de psychosociale risico’s verbonden aan het werk en waken over de tijdige behandeling ervan.
  5. Tijdig advies inwinnen van de diensten preventie en bescherming op het werk.
  6. Controleren of de verdeling van de taken zo geschiedt dat ze worden uitgevoerd door werknemers die de daartoe vereiste bekwaamheid hebben en de vereiste opleiding en instructies hebben ontvangen.
  7. Waken over de naleving van de instructies die in toepassing van de welzijnswetgeving moeten worden verstrekt.
  8. Zich ervan vergewissen dat de werknemers de inlichtingen, die zij gekregen hebben, goed begrijpen en in praktijk brengen.
  9. Het onthaal van elke beginnende werknemer organiseren en een ervaren begeleidende werknemer aanduiden. Het aangeduid lid van de hiërarchische lijn, belast met het organiseren van het onthaal, tekent onder zijn naam een document waaruit blijkt dat in het kader van zijn taken bedoeld onder 7° en 8° de nodige inlichtingen en instructies werden verstrekt.

Download het memokaartje onderaan de pagina.

CPBW

Het CPBW (Comité voor Preventie en Bescherming van de Werknemer) is een overlegorgaan dat bestaat uit vertegenwoordigers van werkgevers en werknemers.

Het komt maandelijks bijeen om het binnen het bedrijf gevoerde preventiebeleid te bespreken.

  • advies uitbrengen en voorstellen doen over zaken die te maken hebben met welzijn en veiligheid op het werk (advies over het jaarlijkse actieplan, het globaal preventieplan, onthaal, maatregelen bij ongevallen, EDPBW-keuzes, inrichting van de werkplaats, aankoop van materiaal, enz.)
  • het bevorderen van maatregelen met betrekking tot preventievoorlichting en -opleiding voor werknemers
  • aanstelling van een preventieadviseur, stimulering en toezicht op het IDPBW
  • grondige bezoeken aan werkplekken

Werknemers

  • Zorg dragen voor de eigen veiligheid en voor de veiligheid van collega's, overeenkomstig de voorschriften van de werkgever.
  • De uitrustinge, de gereedschappen en de beschermingsmiddelen correct gebruiken.
  • De afschermingen en beveiligingen op machines en installaties respecteren.
  • Belangrijke gevaren melden.
  • Samenwerken i.v.m. welzijnsbeleid, met de werkgever, met de preventiedienst en met de arbeidsgeneesheer.

Moet elke bedrijf een preventieadviseur hebben ? (wettelijk kader)

De CODEX omschrijft de verplichtingen van de werkgevers met betrekking tot de oprichting van een interne dienst voor preventie en bescherming op het werk. In elke onderneming moet inderdaad een preventieadviseur aangesteld zijn. In bepaalde gevallen (kleine ondernemingen) kan de werkgever deze rol op zich nemen.

  • Om het in de interne dienst vereiste opleidingsniveau te bepalen, worden de ondernemingen gerangschikt in EDPBW  (A, B, C of D) volgens het aantal werknemers dat zij tewerkstellen en/of de omvang van het risico dat de werknemers er lopen. Een indicatie over de omvang van het risico wordt bepaald door de Nacecode van de onderneming.
  • Om te bepalen tot welke groep een specifieke onderneming behoort, verwijzen we naar de Codex, titel 1, artikel II.1-2. Dit is bijvoorbeeld te vinden op de webstek van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid Arbeid en Sociaal Overleg. In grote lijnen kan men stellen dat groep A de werkgevers bevat die meer dan 1.000 werknemers tewerkstellen. Groep B komt overeen met 200 tot 1000 werknemers, groep C met minder dan 200 werknemers. De vermelde aantallen worden verminderd voor bepaalde ondernemingsactiviteiten. Groep D omvat de werkgevers die minder dan 20 werknemers tewerkstellen en waar de werkgever zelf de functie van preventieadviseur vervult.

 

  • Alle preventieadviseurs moeten minstens beschikken over voldoende basiskennis met betrekking tot het welzijn op het werk, zoals over de risicoanalyse en de werking van het comité voor preventie en bescherming op het werk.
  • Interne preventieadviseurs in bedrijven met verhoogd risico (de zgn. bedrijven van groepen A en B) moeten een aanvullende vorming volgen, van niveau I of van niveau II, al naargelang de groep waartoe hun werkgever behoort en het feit of zij al dan niet de leiding hebben van de interne dienst. 

Moet elk bedrijf aangesloten zijn bij een EDPBW ?

Dit moet voor de disciplines (welzijnsdomeinen) waarvoor het onvoldoende know-how in huis heeft en om je bedrijf optimaal te laten presteren op het vlak van risicobeheersing en medisch toezicht. De samenwerking met deze dienst wordt wettelijk geregeld door de CODEX.

De bijdrage van een externe dienst voor preventie en bescherming op het werk  is afhankelijk van het aantal werknemers en van de hoofdactiviteit van de onderneming, bepaald volgens NACE code (zie Bijlage II.3-1 van de CODEX). De bijdrage voor een werknemer hangt ook af van zijn eventuele onderworpenheid aan het gezondheidstoezicht.

Voor middelgrote en grote ondernemingen (bedrijven van de groepen A, B en C+ ; zie art. II.1-2 van de CODEX) wordt de forfaitaire minimumbijdrage omgezet in preventie-eenheden.

Voor kleinere bedrijven (bedrijven van de groepen C- en D) is er een basispakket voorzien in ruil voor de minimumbijdrage. Het gaat om volgende bedrijven :

  • 19 WN’s < aantal WN’s in bedrijf “C” < 200 WN’s en geen preventieadviseur met minstens niv. 2
  • Aantal WN’s in bedrijf “D” < 20 en de werkgever oefent zelf de functie van preventieadviseur uit

Alle prestaties moeten worden geleverd binnen het forfait, ook als de reële kostprijs hoger of lager uitvalt dan de betaalde bijdrage voor de betrokken werkgever, en zonder dat er dus moet worden bijbetaald, of zonder dat de werkgever kan terugkrijgen van de betaalde bijdrage. Als er prestaties moeten worden uitgevoerd die geen deel uitmaken van het basispakket, mag de externe dienst hiervoor uiteraard wel afzonderlijk aanrekenen, en dit moet gebeuren aan de tarieven voor extra prestaties.

 

Wat doet de EDPBW ?

Elk bedrijf is verplicht om zich aan te sluiten bij een Externe Dienst voor Preventie en Bescherming op het werk.

Deze vervult de taken op verschillende welzijnsgebieden :

  • Arbeidsveiligheid
  • Gezondheid op het werk; Arbeidgeneeskunde
  • Psychosociale aspecten (burn out, pesten, ...)
  • Arbeidshygiëne
  • Ergonomie

Algemeen kan je stellen dat een EDPBW bestaat uit twee grote afdelingen:

  1. Medisch toezicht: dit zal in praktijk je contacten, onderzoeken, rondgangen, ... van je arbeidsarts en de verpleegkundigen zijn.
  2. Risicobeheersing: dit is een ploeg van preventieadviseurs die zicht met verschillende specialiteiten bezighouden en je dus een zeer gericht advies kunnen geven op vlak van arbeidsveiligheid, ergonomie, arbeidshygiëne en psychosociale aspecten (burn out, pesten, ongewenst gedrag, ...) op het werk. 

Het basispakket (voor werkgevers van groep C of D)

De werkgever van groep C of D, die in zijn interne dienst niet beschikt over een preventieadviseur die met vrucht een aanvullende vorming niveau I of II heeft beeindigd, heeft in ruil voor de forfaitaire minimumbijdrage recht op de volgende algemene prestaties :

  1. Risicoanalyse en preventiemaatregelen:  Het actief meewerken aan het opstarten van de risicoanalyse, en het actief meewerken aan het uitvoeren en updaten van de risicoanalyse + preventiemaatregelen voorstellen.
  2. Gezondheidstoezicht: Alle medische onderzoeken (o.a. bij aanwerving, periodiek, bij werkhervatting, gezondheidsbeoordelingen op grond van regelgevingen, enz.).
  3. Beeldschermwerk : Vijfjaarlijkse risicoanalyse van beeldschermwerkposten.
  4. Voedingswaren: De systematische gezondheidsbeoordeling wordt vervangen door een risicoanalyse om de vijf jaar (van elke groep van werkposten of functies, en ook op het niveau van het individu)
    + een adequate opleiding verstrekken over de richtsnoeren en procedures in verband met voedselhygiëne.
  5. Bijwonen CPBW: Bijwonen van de vergaderingen Comité PBW. Telkens er op de agenda een punt staat dat behoort tot een bijzondere bevoegdheid, bijv. bij de bespreking van het GPP, het JAP en het medisch jaarverslag.
  6. Psychosociale aspecten: Uitvoeren van een algemene risicoanalyse, individuele bevraging, ...
  7. Hulp na ernstige ongevallen: Onderzoek van een ernstig  arbeidsongeval, bij een EAO moet de werkgever de EDPBW onmiddellijk het ongeval laten onderzoeken
  8. Arbeidsplaatsen en werkposten bezoeken: Onderzoek van arbeidsplaatsen en werkposten.
  9. Beleidadvies: Beleidsadvies over het preventiebeleid.
  10. Inventaris van de prestaties: Een EDPBW moet zijn prestatie online beschikbaar houden voor de klant.

 

Extra prestaties

Indien er preventie-eenheden overblijven na het uitvoeren van de prestaties bedoeld in het eerste lid, kunnen deze preventie-eenheden door de werkgever, in overleg met de externe dienst, worden opgenomen onder de vorm van andere prestaties die rechtstreeks verband houden met het preventiebeleid van de onderneming. De overblijvende preventie-eenheden zijn overdraagbaar.

Indien er onvoldoende preventie-eenheden zijn om de in het eerste lid bedoelde prestaties te kunnen leveren, garandeert de externe dienst niettemin dat deze prestaties worden uitgevoerd; in dat geval worden deze prestaties afzonderlijk aangerekend.

Worden beschouwd als aanvulling op de basisprestaties en kunnen door de externe dienst afzonderlijk aan de werkgever worden aangerekend:

  • de technische handelingen in het kader van de opdrachten inzake risicobeheer en die deel uitmaken van de analyse- en expertisemethoden, inzonderheid onderzoeken, controles en metingen die een laboratoriumanalyse vergen;
  • De bijkomende handelingen in het kader van de opdrachten inzake gezondheidstoezicht, inzonderheid de kosten van de analyses, radiologische onderzoeken, gerichte onderzoeken of gerichte functionele tests ;
  • De reële verplaatsingskosten van de preventieadviseurs en van de personen die hen bijstaan. 

   

Gemotiveerd beleidsadvies

De EDPBW mag geen louter afwachtende houding aannemen, maar moeten actief bijdragen tot het welzijn van de werknemers, vooral in KMO’s en bedrijven zonder preventieadviseur van minimaal niveau 2. Deze tussenkomst moet worden geconcretiseerd in een gemotiveerd beleidsadvies aan de werkgever op maat van de onderneming, met een oplijsting van specifieke tekorten en concrete aanbevelingen voor het preventiebeleid.

  • Inhoud:

Beeld van de risico’s in de onderneming, diagnose van het preventiebeleid (overzicht van de reeds genomen preventiemaatregelen en een opsomming van specifieke tekortkomingen), voorstellen van preventiemaatregelen en andere maatregelen om het welzijnsbeleid in de onderneming te verbeteren, eventueel informatie en/of documentatie over goede praktijken of aangepaste praktische hulpmiddelen en tools om de voorgestelde maatregelen te kunnen implementeren.

  • Termijn:

Het beleidsadvies moet uiterlijk worden afgeleverd binnen de vijf jaar na aansluiting van de werkgever bij de externe dienst. De bestaande beleidsadviezen moeten minstens om de drie jaar worden geactualiseerd. 

Verantwoordelijkheden van de hiërarchische lijn en werknemers

Een memokaartje dat u kan gebruiken om de wettelijke verantwoordelijkheden van de hiërarchische lijn en de werknemers toe te lichten.