In België blust de brandweer jaarlijks honderden bedrijfsbranden. Gelukkig bleef in veel gevallen de schade beperkt, omdat de interne brandbestrijdingsdienst meteen in actie schoot en de juiste blusmiddelen gebruikte tot de brandweer ter plaatse kwam.
Een interne brandbestrijdingdienst is verplicht voor alle bedrijven in België, ongeacht het aantal medewerkers in lijn met de eisen uit Koninklijk Besluit van 28 maart 2014 betreffende de brandpreventie op de arbeidsplaatsen.
Op deze pagina
De interne brandbestrijdingsdienst
Opleiding in het gebruik van blusmiddelen
De eerste interventieploeg is niet de enige mogelijke stakeholder.
Om een beginnende brand effectief te kunnen bestrijden, is bij iedereen passende waakzaamheid en een zekere deskundigheid in het gebruik van kleine blusmiddelen vereist. De ervaring leert dat 85 tot 90% van de branden met deze kleine blusmiddelen kan worden geblust.
Snel en effectief optreden tegen brand is daarom cruciaal.
Wat zijn de voordelen van de opleiding?
Na het voltooien van deze training weet de medewerker wanneer er brand kan uitbreken en welk blusmiddel hij moet gebruiken. Hij zal leren adequaat te reageren.
Gedurende deze opleiding wordt er in de praktijk gewerkt met mobiele blusunits en zal ervaren worden hoe de verschillende soorten blusmiddelen werken op levensechte brandhaarden.
Aan welke voorwaarden moet het programma voldoen?
Zorg er altijd voor dat de gekozen opleiding voldoet aan criterium 2, bijlage III.3-1 van de CODEX, boek III, titel 3: Brandpreventie op de werkplek. Criterium 2: Interventie bij brand.
Manuele blusmiddelen
3 types van manuele blusmiddelen
Manuele blusmiddelen zijn de belangrijkste hulpmiddelen bij brandbestrijding en we weten dat snel ingrijpen de basis is voor het beheersen van een brand. Daarom zijn hun aanwezigheid en hun onderhoud essentieel.
- draagbaar brandblussers en rolkarren
- niet-automatische vaste blusinstallaties zoals haspels en hydranten
- blusdekens
Draagbaar middel (brandblusser)
Wanneer we kijken naar de vuurdriehoek is het blusprincipe steeds identiek: het volstaat om één van de elementen weg te nemen. Het meest fundamentele is uiteraard om de brandstof te laten verdwijnen, maar we kunnen ook ingrijpen op de twee andere elementen: het oxidatiemiddel (verdwijning van zuurstof) of de activeringsenergie (door afkoeling).
Brandblussers kunnen draagbaar zijn of op een kar worden gemonteerd voor grotere capaciteiten. Er zijn verschillende soorten, afhankelijk van het type brand dat moet worden geblust.
Brandblussers moeten op gemakkelijk bereikbare plaatsen geplaatst worden – duidelijk aangegeven door gestandaardiseerde pictogrammen – en onderworpen zijn aan een onderhoudscontract met jaarlijkse inspectie conform de NBN S21-050 norm. Bovendien moeten medewerkers worden opgeleid in het gebruik ervan.
De gebouwen dienen beschermd d.m.v. draagbare - verplaatsbare blusapparaten à rato van één eenheid per 150m2, met een minimum van 2 toestellen per niveau, waarbij:
- ABC poederblusapparaat van 6kg of schuimblusser van 6l = 1 eenheid
- ABC poederblusapparaat van 9 of 12kg of schuimblusser van 9l = 1 1/2 eenheid
- CO2 blusapparaat van 5 of 6kg = 1/2 eenheid
- bluskar met 50kg ABC poeder = 10 eenheden
Bluskarren kunnen maximaal 50% van de benodigde eenheden vertegenwoordigen.
Wij raden aan een brandapparaat te bevestigen op de vorkheftrucks
Niet-automatische vaste blusinstallaties (muurhaspel)
Naast mobiele brandblussers kan het nodig zijn om muurhaspels met axiale voeding te plaatsen, zodanig dat ieder punt van hett compartiment kan bereikt worden door de straal van een straalpijp (20 of 30 m afhankelijk van het type muurhaspel).
De apparatuur moet worden beschermd tegen bevriezing en direct toegankelijk zijn voor onmiddellijke ingebruikname.
Let op: de installatie wordt uitgevoerd volgens de norm NBN EN 671-1. Verificatie en onderhoud moeten voldoen aan de bepalingen van de norm NBN EN 671-3 en moeten eens in de drie jaar plaatsvinden met inspectie van de leidingen onderworpen aan maximale druk.
Blusdekens
Naast de gebruikelijke formaten voor het blussen van kleine haarden zijn er grote formaten (tot 48 m2) voor het blussen van bijvoorbeeld elektrische voertuigen.
Het gebruik van blusdekens vereist kalmte en knowhow, dus praktische oefeningen zijn essentieel.
Let op : ze moeten voldoen aan de norm EN 1869.
Automatische blusmiddelen - exclusief sprinkler
Het doel van dit soort blusinstallatie is een beginnende brand snel laten doven, ook wanneer niemand aanwezig is. Aansturing kan gebeuren via branddetectie, maar ook door mechanische middelen (smeltlood).
Zij kunnen ingezet worden voor ruimteblussing of objectblussing zoals:
- Computerruimte (servers) of elektriciteitskasten
- Lokalen met verhoogd brandgevaar of kostbare apparatuur
- Productielijnen, machines, keukeninstallaties
- Stookruimte of verwarmingsinstallaties
De meest voorkomende blusmiddelen zijn:
- Gassen: inert of CO2
- Poeder
- Water, watermist, schuim
Voorbeelden:
- Computerruimtes, serverruimtes, etc. beschermd door een inert blusgas (IG55, Novec-1230, etc.) of CO2. CO2 is alleen geschikt voor het beveiligen van onbemande panden (verstikkingsgevaar).
- Professionele keukeninstallaties en/of friteuses worden beveiligd met een adequaat automatisch blussysteem
- Automatische poederblusser voor de brander van verwarmingsketel of warmeluchtblazer op stookolie of de machinekamer van de lift. Zorg ervoor dat de basisplaat in de grond is verankerd, anders kan de unit omvallen als gevolg van plotselinge druk wanneer deze wordt geactiveerd, en dat het hulpcontact is aangesloten voor automatische uitschakeling van de brandstoftoevoer.
- Bluskanon aangestuurd door detectie- of thermografische camera's worden onder meer gebruikt in recyclagebedrijven
Automatische blusmiddelen - sprinklerinstallaties
Ze zijn verplicht in :
- detailhandelszaken met een verkoopoppervlakte > 2000m² (inclusief aangrenzende panden die dienst doen als goederenmagazijn)
- industriële gebouwen met een totale brandbelasting van het compartiment > 5700 GJ
- de door de verzekeraar opgelegde gevallen (afhankelijk van het brandrisico en/of het verzekerde kapitaal).
De sprinklerkoppen worden gemonteerd op een leidingnet gevuld met water (of perslucht in droge installaties).
Deze gaan bij een bepaalde temperatuur plaatselijk open (de glasbulb met alcoholoplossing springt open door het uitzetten van de vloeistof), waardoor er water op de brandhaard wordt gesproeid.
Door de drukverlaging in de installatie wordt een pomp in beweging gezet die water onder de benodigde druk naar de open koppen stuurt.
Ook wordt er een alarm verzonden naar een meldkamer of aangewezen persoon, zodat hulpdiensten kunnen worden gewaarschuwd.
De installatie moet voldoen aan een norm. Er is de Europese norm EN 12845 en 2 Amerikaanse normen (NFPA en FM). Amerikaanse normen kunnen ook in Europa worden toegepast.
Afhankelijk van het brandrisico en de brandbelasting (hoeveelheid thermische energie die vrijkomt bij brand) in het gebouw moet de installatie gedurende een bepaalde tijd een bepaald debiet leveren.
Het brandrisico en de brandbelasting worden in de normen vertaald naar risicoklassen.
Het is de verzekeraar die de risicoklasse bepaalt. Op basis hiervan zal de BOSEC-gecertificeerde installateur een passend ontwerp maken dat moet worden goedgekeurd door een door BELAC geaccrediteerde keuringsinstelling.
Voor gebouwen met een beperkte brandlast is aansluiting op openbare waterleidingen doorgaans voldoende. De testen moeten uitwijzen of deze installaties het nodig debiet kunnen leveren.
Er kan ook gebruik worden gemaakt van een nabije waterloop of meer, maar dan moeten er filtersystemen worden gebruikt om ervoor te zorgen dat er geen onzuiverheden in de installatie terecht kunnen komen.
In de meeste gevallen is het noodzakelijk om boven- of ondergrondse citerne te plaatsen.
- een halfjaarlijkse controle laten uitvoeren door een door BELAC geaccrediteerde inrichting.
- laat onderhoud uitvoeren door een BOSEC gecertificeerd installateur.
- eigen periodieke (wekelijkse) tests uitvoeren, zoals vermeld in de normen.