Wanneer er brand uitbreekt, is het essentieel om deze snel te detecteren, te beschermen tegen de verspreiding ervan en ook om mensen veilig te laten evacueren.
Op deze pagina
Passieve bescherming en actieve brandbeveiliging
Detectie
Hoe sneller een brand wordt gedetecteerd, des te sneller kunnen wij ingrijpen en hebben wij meer tijd om het pand te verlaten. De overlevingskansen van de mensen die het gebouw bewonen worden groter, evenals de mogelijkheid om het gebouw te redden.
Hiertoe spelen rookmelders een cruciale rol.
Een rookmelder geeft een hoog geluid af wanneer de rookconcentratie in de lucht een bepaalde drempel overschrijdt.
Hoewel dit niet systematisch wettelijk verplicht is, wordt sterk aanbevolen dat elke werkgever zorgt voor de installatie van detectie die het volgende mogelijk maakt:
- om snel het begin van een brand te melden
- de leiding nemen over controles zoals het sluiten van branddeuren, het openen van rookafvoeren, automatisch blussen, enz.
De referentienormen voor de installatie van branddetectie, -controle en -onderhoud zijn de normen NBN S21-100-1 en BNB S
Compartimentering
Volgens KB van 7 juli 1994 is een compartiment:
- deel van een gebouw (eventueel opgedeeld in ruimten)
- en afgebakend door wanden die tot doel hebben gedurende een bepaalde periode de verspreiding van een brand naar de aangrenzende compartimenten te voorkomen.
Compartimentering kan cruciaal zijn als er brand uitbreekt in jouw gebouw.
Om een 100% branddichtheid van het compartiment te garanderen, is het essentieel dat elke opening in de wanden, vloer en plafond van het compartiment goed wordt beschermd om de verspreiding van brand te voorkomen.
Compartimentering is complex, bij vragen of uit te voeren werkzaamheden is het raadzaam een deskundige te raadplegen.
In het oude Belgische classificatiesysteem spraken we over Rf-waarden (bijvoorbeeld Rf 1/2h).
De nieuwe aanpak (Europees classificatiesysteem) spreekt van REI + een duur.
R = Het vermogen van een bouwelement om een brand te weerstaan zonder zijn structurele stabiliteit te verliezen.
E = Het vermogen van een scheidend bouwelement dat aan één zijde aan vuur is blootgesteld, om vlammen en hete gassen niet door te laten.
I = Kracht van een scheidingselement om de doorgang van warmte tegen te houden (I1 voor deuren)
Voorbeelden (60 min brandwerendheid):
- Branddeur: EI1 60 (geen R omdat een deur niet structureel is)
- Draagmuur: REI 60
- niet dragende muur: EI 60
- Producten voor doorvoeringen (bijv. brandklep): EI 60
Bij het bouwen van een nieuw gebouw is het noodzakelijk om te voldoen aan de basisnormen van het Koninklijk Besluit van 1994 en om de compartimentering te respecteren die in de nieuwbouw moet worden toegepast en de verbinding met de bestaande delen als die er zijn.
Voor bestaande gebouwen is het belangrijk om scheidingswanden te maken in bepaalde te beschermen gebieden :
- de kantoren
- de productie
- de hoogspanningscabine
- technische lokalen zoals de stookruimte, de computerruimte, etc.
- opslag van brandbare of licht ontvlambare producten
- evacuatieroutes
Volgens bijlage 6, die betrekking heeft op industriële gebouwen, zijn er enkele verschillen in oppervlakte naargelang de gecompartimenteerde ruimte al dan niet is voorzien van een automatische sprinklerinstallatie.
De oppervlakte van de gecompartimenteerde ruimte wordt immers bepaald in functie van de klasse, de brandwerendheid van de bouwelementen en de aan- of afwezigheid van een sprinklerinstallatie.
De structurele elementen (vb. kolommen, balken, dragende muren, …) worden opgedeeld in twee types.
- Structurele elementen van het type I geven – bij bezwijken – aanleiding tot voortschrijdende instorting over de compartimentgrenzen heen of geven aanleiding tot beschadiging van de compartimentswanden. In de praktijk zijn dit de compartimentswanden zelf.
- Structurele elementen van het type II geven – bij bezwijken – aanleiding tot een voortschrijdende instorting maar niet over de compartimentgrenzen heen.
Bij de bepaling van de stabiliteit bij brand van de structurele elementen houdt men rekening met de algemene stabiliteit van het gebouw en de invloed van de structurele elementen op elkaar.
Daarbij houdt men rekening met de uitzettingen en vervormingen van de structurele elementen ten gevolge van de blootstelling aan de brand.
De minimale brandweerstand van de structurele elementen type I is:
- 1° voor een gebouw of deel ervan van klasse A: R 60;
- 2° voor een gebouw of deel ervan van klasse B of C: R 120.
Evacuatie plan
Het evacuatieplan moet bij de ingang van het gebouw en op elk niveau worden opgehangen. Het omvat:
- De indeling en bestemming van de bedrijsruimten en brandcompartimenten
- De ligging van gebouwen met een verhoogd brandgevaar
- Plaats van uitgangen en nooduitgangen
- De route/richting van de vluchtwegen
- De plaats en het type brandbestrijdingsmiddelen: brandblussers, muurhaspels, enz.
- Eventueel enkele basisinstructies en belangrijke telefoonnummers
Waar moet je nog meer aan denken?
- Vluchtwegen/nooduitgangen/blusapparatuur moet duidelijk zijn aangegeven met de juiste pictogrammen.
- Noodroutes en -uitgangen moeten ook bij stroomuitval vrij en voldoende verlicht zijn en daarom voorzien zijn van noodverlichting
- Buiten is het essentieel om een verzamelplaats te voorzien (of meerdere, afhankelijk van de grootte van de site). Hierdoor kunnen mensen naar een centraal punt gaan waar de telling door de eerst interventieploeg (interne brandweerdienst) of de aangewezen persoon wordt gefaciliteerd. Het is dan makkelijker om de hulpdiensten te informeren als er mensen vermist zijn.