Preventie en specifieke risico's

Delen
Deel dit artikel
LinkedIn
Twitter
Facebook
Messenger
Whatsapp
Link kopiëren

Wij zijn er ons niet altijd van bewust maar technische ruimtes brengen een verhoogd risico op brand met zich mee en zijn vaak de oorzaak van grote branden.

Een technisch lokaal kan vele vormen en doeleindeb hebben. Zo denk je maar aan lokaal waar compressoren verzalmeld staan, stookplaatsen, batterijladers, machinekamers HVAC, laag- en/of hoogspanningslokalen, opslaglokalen voor gevaarlijke stoffen, enz.

Per type technisch lokaal is er een specifieke benardering waarbij ook de locatie en grootte van het lokaal gevolgen heeft voor de risicoanalyse en de toe te passen preventiemaatregelen. Zoals bv. compartimentering, brandmeldinstallaties, amoniaklekdetectie, enz.

Op deze pagina

Algemene maatregelen

Niet roken op werkvloer

 

Sinds 2006 is roken verboden op werkplekken, kantoren en sociale instellingen.

Naast het beschermen van de gezondheid van werknemers is het ook een manier om branden op de werkplek te voorkomen.

Veel werkgevers bieden echter ‘rookkamers’ aan. Dus het is nodig :

  • analyseer de risico's alvorens te beslissen over de locatie van deze rookruimte: zijn er risicovolle voorzieningen in de buurt? Kan een sigarettenpeuk wegvliegen en een vuilnisbak of dozen in brand steken? Nemen werknemers een risico door naar de rookruimte te gaan? Enz.
  • om duidelijke regels vast te stellen met betrekking tot het gebruik, de aanwezigheid en het onderhoud van de netheid van het gebied.

 

Vuurvergunning

 

In het bedrijf is voor elke eenmalige werk met "open vlam" een vuurvergunning vereist.

 

Het vuurvergunning wordt gebruikt om de risico's van brand en/of ontploffing te voorkomen die eigen zijn aan werkzaamheden met open vuur, open vlam of hittepunten :

  • solderen,
  • snijden, 
  • beitsen, 
  • afbranden van verf of vernis, l
  • aswerkzaamheden, 
  • waterdichtingswerkzaamheden op het dak, 
  • enz.

Deze vergunning wordt afgeleverd door de preventieadviseur of zijn gemachtigde afgevaardigde voor elk dergelijk werk dat binnen de onderneming door eigen of door extern personeel moet worden uitgevoerd. Het is niet van toepassing op werkzaamheden die worden uitgevoerd in vaste functies binnen het bedrijf.

 

De vuurvergunning maakt een analyse van de risico's van de werkzaamheden mogelijk en certificeert dat alle veiligheidsmaatregelen zijn genomen.

Orde, netheid en afvalbeheer

 

Het is zeer belangrijk om voldoenden aandacht te hebben voor een goede housekeeping en bewust te zijn van gevaren die op de werkvloer aanwezig zijn.

Afval vergroot de kans op brand in werkplaats of magazijn aanzienlijk. Ook bij opslag in open lucht nabij het gebouw.

Het is daarom essentieel om oog te hebben voor onderstaande maatregelen:

  • rook niet buiten de “rookruimtes”.
  • gooi afval regelmatig en in de daarvoor bestemde container weg
  • vermijd het overbevoorraden van apparatuur en als u het opbergt, doe dit dan op de juiste locatie
  • controleer de omstandigheden waaronder spontane verbranding van afval kan plaatsvinden
  • een minimale afstand van 1 meter tot potentiële ontstekingsbronnen aanhouden
  • regelmatig verwijderen van afval

Onderhoud van gebouwen, machines en installaties

 

Een slecht onderhouden gebouw, machines of installaties kunnen brand veroorzaken.

Om dit te voorkomen is het daarom noodzakelijk om een ​​onderhoudsplan op te stellen. Uiteraard komt dit ook de soepele werking en levensduur van de machines ten goede.

  • Onderhoud kan worden uitgevoerd door eigen personeel of via een onderhoudscontract met de leverancier/fabrikant.
  • Ken het verschil tussen snel dagelijks of wekelijks onderhoud en groot onderhoud.
  • Plan het interview volgens vaste deadlines, eventueel met behulp van een checklist.
  • Bij onderhoud door de leverancier verdient het de voorkeur om de frequentie hiervan af te spreken.

Anti-inbraakpreventie - ARSON

 

Naast diefstalpreventie is aanwezigheid van inbraakwerende middelen ook belangrijk bij brandbeveiliging. Wij streven ernaar om brandstichting (puur vandalisme, buurtproblemen of conflicten met een medewerker) te voorkomen.
Volgens sommige bronnen zou brandstichting de oorzaak kunnen zijn van 30% van de branden…
Er zijn 2 soorten inbraakpreventie : mechanische beveiliging en elektronische beveiliging.

Opgemerkt moet worden dat bij de analyse van inbraakpreventie mechanische beschermingsmiddelen een prioriteit zijn. 

Bewoning van een pand of de aanwezigheid van een conciërgedienst is ook een gunstig element.

ARSON betekent in het Engels "Branstichting".

Mechanische bescherming

Wij raden jou ten zeerste aan om de site te beschermen met een omheining (indien mogelijk hekwerj ipv soepel draad) en mechanische of elektrische buitenpoorten bij de toegangen tot het terrein.

Op gebouwniveau wordt ook de plaatsing van luiken, tralies, roosters en gelaagde beglazing aanbevolen.

Elektronische bescherming

Het is aan te bevelen de site te voorzien van een anti-inbraak alarmsysteem met perimetrische en/of volumetrische detectie en eventueel aan tev ullen met camerabewaking.

Installaties moeten voldoen aan de INCERT T015/2 norm, beschermingsniveau van 1 tot 4 afhankelijk van de kwetsbaarheid van de inhoud.
En het is belangrijk om een doorschakeling te voorzien naar een bewakingscentrale of naar 3 verantwoordelijke personen binnen het bedrijf.


ATEX

Een “explosieve atmosfeer” is een atmosfeer die explosief kan worden als gevolg van lokale en/of operationele omstandigheden. Het is een mengsel van lucht en brandbare stoffen in de vorm van gassen, dampen, nevels of stof, waarbij de verbranding zich na ontsteking over het gehele onverbrande mengsel verspreidt.

ATEX = afkorting van Atmosphères Explosives.

ATEX betreft de Europese richtlijnen met betrekking tot het voorkomen van explosierisico's.

We maken onderscheid tussen Richtlijn 1999/92/EG, gewoonlijk ATEX 153 genoemd, die veiligheidseisen voor werkgevers definieert, en Richtlijn 2014/34/EU, gewoonlijk ATEX 114 genoemd, die regels stelt voor elektrische apparaten die bedoeld zijn voor gebruik op plaatsen waar stof- of gasexplosies kunnen optreden. voorkomen.

Deze richtlijnen zijn omgezet in Belgisch recht (Codex III.4 en koninklijk besluit van 21 april 2016) en alle vennootschappen zijn dus wettelijk verplicht om ze na te leven.

Alle organisaties waar explosiegevaar bestaat, moeten voldoen aan de sociale richtlijn. Op plaatsen waar gas- of stofexplosies kunnen optreden, moet elektrische apparatuur worden gebruikt die voldoet aan de economische richtlijn.

Er zijn sectoren waarvan de kans groter is dat ze Atex zijn dan andere.

Bijvoorbeeld :

  • Schilderen: in spuitcabines ontstaat bij het spuiten van oppervlakken waarschijnlijk een explosieve atmosfeer.
  • Metaalbewerking: Bij oppervlaktebehandeling (polijsten) kan explosief metaalstof ontstaan. Dit geldt vooral voor lichte metalen.
  • Afvalrecycling: aanwezigheid van vaten en andere niet-geledigde containers die brandbare gassen en/of vloeistoffen of zelfs papier- of plasticstof bevatten.
  • Houtverwerking: houtstof kan explosieve stof-luchtmengsels vormen in filters of silo's.
  • Industrieën die fijne en brandbare deeltjes vrijgeven: suiker, meel, enz.

Dit zijn uiteraard slechts voorbeelden en elk bedrijf moet zijn eigen situatie analyseren. Indien nodig is het altijd mogelijk om de hulp van deskundigen in te roepen.

Meer info over ATEX wetgeving

Om een ​​explosie mogelijk te maken moet tegelijkertijd aan deze voorwaarden worden voldaan:

  1. aanwezigheid van een oxidatiemiddel (bijna altijd zuurstof in de lucht)
  2. aanwezigheid van brandstof
  3. brandstof in gasvormige, aërosol- of stofvorm
  4. aanwezigheid van een ontstekingsbron
  5. het verkrijgen van een explosief bereik, d.w.z. het concentratiebereik van de brandstof in de lucht waarbinnen explosies mogelijk zijn
  6. voldoende opsluiting.

Voorbeelden van brandstoffen

  • Gas: methaan, butaan, propaan, waterstof
  • Dampen: Koolstofdisulfide, Ethylalcohol, Ethyleenoxide, Aceton
  • Stof: aluminium, zetmeel, granen, steenkool

Voorbeelden van ontstekingsbronnen:

  • Bogen of vonken (elektrisch of mechanisch)
  • Te hoge temperatuur, hete oppervlakken
  • Andere ontstekingsbronnen: elektrostatische ontladingen, open vuur, bliksem, enz.

De werkgever moet een risicoanalyse uitvoeren:

  • identificeer gebieden met een explosieve atmosfeer
  • houd rekening met de installaties, de gebruikte stoffen, de processen
  • de waarschijnlijkheid van het optreden van explosieve atmosferen inschatten,
  • de omvang van de voorzienbare gevolgen inschatten.

Hij is dan verplicht de nodige technische en organisatorische maatregelen te nemen om een ​​explosie te voorkomen en de gevolgen te beperken als deze zich zou voordoen, teneinde werknemers, derden en het bedrijf te beschermen.

Er moet een risicoanalyse worden uitgevoerd om het explosiegevaar te bepalen onder de volgende omstandigheden:

  • Normale bedrijfsomstandigheden
  • Onderhoud en reiniging
  • Opstarten en stillegging van installaties en processen
  • Storingen
  • Redelijk te voorzien onjuist gebruik

De volgende principes moeten worden toegepast:

  1. Voorkom de vorming van explosieve atmosferen
  2. Vermijd ontstekingsbronnen
  3. Detecteer explosieve atmosferen (zonering) en ontstekingsbronnen.
  4. Beperk schadelijke effecten door onderdrukken en bestrijden.

Principes 1 en 2 zijn preventieve maatregelen. Als de punten 1 en 2 niet kunnen worden behaald, moeten de punten 3 en 4 worden gevolgd.

Voorbeelden van technische maatregelen:

  • Ventilatie en verluchting
  • Vervanging van brandbare stoffen
  • Explosieluiken
  • Preventie van elektrostatische ontladingen: aarding van installaties
  • Detectie- en alarmsysteem

Voorbeelden van organisatorische maatregelen:

  • Opleidingen en instructies voor het personeel
  • Toepassen van werkvergunningen
  • Inspecties

De risicoanalyse en de getroffen maatregelen moeten worden vastgelegd in een explosieveiligheidsdocument of EVD.

Dit bestand laat zien dat:

  • de risico's van explosies zijn geïdentificeerd en beoordeeld,
  • de genomen maatregelen
  • locaties geclassificeerd als Atex-zones
  • alarmapparatuur en -apparaten zijn ontworpen, gebruikt en onderhouden met het oog op veiligheid
  • er zijn voorzieningen getroffen om te zorgen dat het gebruik van arbeidsmiddelen veilig is - Atex apparatuur met markering

De zonering moet ook onderdeel zijn van de EVD.
Tijdens de risicoanalyse worden potentieel explosieve gebieden geïdentificeerd. Deze ruimtes kunnen ruimtes in een ruimte zijn, maar ook in een installatie, in leidingen etc.

We onderscheiden de volgende zones:

  • Zone 0 (gevaar voor gasexplosie) of zone 20 (gevaar voor stofexplosie): Permanente aanwezigheid van explosieve atmosferen
  • Zone 1 (risico op gasexplosie) of zone 21 (risico op stofexplosie): Incidentele aanwezigheid van explosieve atmosferen tijdens normaal bedrijf
  • Zone 2 (gasexplosiegevaar) of Zone 22 (stofexplosiegevaar): Het is onwaarschijnlijk dat explosieve atmosferen zullen optreden onder normale bedrijfsomstandigheden of, als ze zich toch voordoen, van korte duur zullen zijn.

Het bestemmingsdossier moet gevalideerd worden door een externe technische controledienst. Explosierisicogebieden moeten worden gemarkeerd met het juiste pictogram. In deze ruimtes mogen uitsluitend elektrische en mechanische EX-materialen worden gebruikt.

Verwarmingsinstallaties en draagbare verwarmingssystemen

Stookplaats

Een stooklokaal is een lokaal waarin één of meerdere verbrandingstoestellen staan opgesteld die instaan voor de centrale verwarming of voor de produktie van warm water.

Deze ruimte moet aan minimale eisen voldoen om een ​​effectieve brandpreventie te garanderen:

  • de wanden, vloeren en plafonds hebben een branweerstand van minstens 60' en afgesloten door middel van een zelfsluuitende deur met een weerstand tegen brand van minstens 30'
  • voorzien zijn van voldoende ventilatie
  • opslag van goederen is uitgsloten
  • bij voorkeur voorzien van een branddetectie en/of gaslekdetectiesysteem

Verwarmingsinstallatie met vloeibare brandstof moeten uitgerust zijn met een automatische blusinstallatie waarbij de brandstoftoevoer automatisch gestopt wordt bij actiiatie.

Meer informatie van onze experts en artikel 52.7 van de ARAB


Draagbare verwarmingssystemen

Als draagbare verwarming in gebouwen zijn alleen elektrische verwarmingstoestellen toegestaan.

Het wordt altijd aanbevolen om de aanwezigheid van dit type toestel te beperken en de voorkeur te geven aan vaste verwarmingsinstallaties. Deze zijn zowel brandveilig als energiezuiniger.

Bovendien maken vaste verwarmingsinstallaties deel uit van periodieke onderhoudscontracten, waardoor de goede werking ervan op de lange termijn wordt gegarandeerd.

Verwarmingselementen met open vlam of heteluchtkanonnen zijn zeer gevaarlijk.

In het verleden zijn er veel schadegevallen geweest door deze verwarmingstoestellen, omdat ze te dicht bij goederen of materialen stonden, beschadigd raakten of omvielen.

Verwarming met open vlam zijn ten strengste verboden.

Gevaarlijke (brandbare) producten

Wat zijn gevaarlijke producten en afval?

 

Gevaarlijke producten zijn herkenbaar dankzij de pictogrammen en het veiligheidsinformatieblad.

Als dit veiligheidsinformatieblad een of meer risico's vermeldt (aangegeven door een R- of H-zin (nieuwe geldende wetgeving) gevolgd door een nummer), moet het product als gevaarlijk worden beschouwd.

Toxische, irriterende, brandbare en kankerverwekkende producten vallen bijvoorbeeld onder deze categorie.

In de werkplaats of professionele ruimte worden alleen de hoeveelheden producten bewaard die nodig zijn voor het dagelijkse werk. De rest van de producten moet worden gescheiden en in een geschikte opslagruimte worden geplaatst.

Als de opslag plaatsvindt in een ruimte binnen het gebouw, moet deze aan de volgende voorwaarden voldoen:

  • Wanden en plafonds met een brandwerendheid van minimaal EI 60, voorzien van een zelfsluitende brandwerende toegangsdeur EI30. Er zit geen mechanisme op de deur waardoor deze open kan blijven. Het is in ieder geval verboden om ze in deze positie te houden
  • Voorzien zijn van een opvangbak of inkuiping die bestand is tegen deze producten. Het doel is de vloeistoffen die per ongeluk wegvloeien op te vangen, en te vermijden dat ze zich buiten de bak verspreiden
  • Elektrische installaties die voldoen aan eisen met betrekking tot het vlampunt of de ontvlambaarheid van opgeslagen stoffen.
  • Aarding en klemming om een ​​equipotentiaalverbinding tot stand te brengen
  • Voldoende ventilatie om te voorkomen dat de concentraties van brandbare dampen in de ruimte 25% van de laagste explosiegrens overschrijden. Ventilatieopeningen mogen de brandwerendheid van de muren of het plafond niet verzwakken, d.w.z. beschermen met één of meerdere brandwerende roosters EI 60 of aanbrengen op een buitenmuur
  • Niet roken
  • Pictogrammen op de toegangsdeur die de aanwezigheid van brandbare stoffen aangeven, die schadelijk of giftig kunnen zijn
  • Indien verwarming gewenst is, alleen via warmwater CV of explosieveilige elektrische verwarming (E of D)

Als er geen specifieke ruimte is, worden veiligheidskasten aanbevolen voor de opslag van licht ontvlambare producten. Ze zijn bij voorkeur uitgerust met een opvangtank die vloeistoflekken kan opvangen.

Indien hoeveelheden groter dan 50 L aan licht ontvlambare producten moeten worden opgeslagen, kan dit ook via een geschikte veiligheidskast of in een externe container.

De brandwerende kast is conform met EN 14470-1 en heeft een brandwerendheid van minimum 90'. 

Deze veiligheidskasten zijn voorzien van ventilatievoorzieningen die bij brand worden afgesloten door brandkleppen.


Veiligheidskasten moeten aan de volgende normen voldoen:

  • Voor kasten geplaatst vóór 1 januari 2006: Norm NEN 2678: “Afzonderlijke kasten voor de opslag van brandbare vloeistoffen - Algemene eisen en beproevingsmethode met betrekking tot brandgedrag”
  • Voor kasten geïnstalleerd na 1 januari 2006: Norm EN-14470-1: “Brandveiligheidsopslagkasten – Deel 1: Veiligheidsopslagkasten voor brandbare vloeistoffen”.

De maximaal toegestane hoeveelheden buiten een opslagruimte of veiligheidskast zijn:

  • maximum 50 liter voor vloeistoffen met een vlampunt van minder dan 21°C
  • maximum 500 liter voor vloeistoffen met een vlampunt tussen 21°C en 55°C
  • maximum 3000 liter voor vloeistoffen met een vlampunt tussen 55°C en 100°C

Indien deze hoeveelheden worden overschreden en het verplaatsen van de voorraad niet mogelijk is, moet uw werkplaats voldoen aan de vereiste kenmerken voor opslagruimten voor brandbare producten.